KENNISLACUNE ESSENTIEEL SEIZOENSAFHANKELIJK FOERAGEERGEBIED

Het foerageergebied van een lokale populatie vleermuizen is niet één bepaald gebied waar alle vleermuizen van één of meerdere soorten gaan foerageren. Het is meestal ook een netwerk van gebieden die afhankelijk van de omstandigheden gebruikt worden. In de keuze van foerageergebied spelen veel factoren een rol: voedselaanbod op een bepaald moment, afstand tot verblijfplaats, concurrentie met andere vleermuizen (ook andere soorten), etc. Het voedselaanbod zelf wordt ook weer beïnvloedt door de aanwezige biotopen, het beheer van het gebied en door het seizoen (bloeiende vegetatie), temperatuur, wind en luchtvochtigheid, et cetera.

Zo is het stedelijk gebied gemiddeld wat warmer dan het buitengebied wat van invloed is op het voedselaanbod voor vleermuizen. Het lijkt erop dat bijvoorbeeld gewone dwergvleermuizen in het vroege voorjaar en late najaar vaker in parken en bij watergangen in stedelijk gebied (warmer) te vinden zijn dan in bijvoorbeeld natuurgebieden buiten de stad. In de zomer lijkt dat vooral andersom te zijn.
Ook kunnen locaties in de stad door hun gebruik en beheer stapelvoedsel (meikevers, junikevers, emelten, muggen) bieden voor specifieke vleermuissoorten en kan door ingrepen dit stapelvoedsel wegvallen. Bijvoorbeeld:

• wanneer een sportcomplex haar grasvelden vervangt door kunstgras.
• wanneer grasvelden in een parkachtige omgeving worden volgebouwd.
• wanneer weitjes met paarden of koeien worden opgeofferd voor nieuwbouw.
• Voedselrijke vijvers en watergangen worden geschoond of gedempt.

Over het belang van de stad als foerageergebied zijn de volgende kennislacunes van belang:

A. Relatie seizoensafhankelijk foerageergebied en ligging van vliegroutes en functionaliteit van verblijfplaatsen.
B. Relatie tussen stedelijk groenbeheer en de aan/afwezigheid van essentiële voedselbronnen (stapelvoedsel) van vleermuizen.