Watervleermuis

Uiterlijk

Kleine vleermuissoort met witte buik en relatief grote achterpoten. In zijn typische jachtvlucht trekt hij baantjes op een hoogte tot 30 cm boven het wateroppervlak.

Watervleermuis (©Erik Korsten)

Verspreiding

De watervleermuis (Myotis daubentonii) is een boombewonende soort van half open tot gesloten, waterrijk en bosrijk landschap. Grotere dichtheden worden vooral daar gevonden waar zowel beschut water als ouder bos of bomen aanwezig zijn. De verspreiding toont een duidelijke binding met de oudere bossen in de duinen in het westen van Nederland, en de bossen op de hogere zandgronden en Zuid-Limburg. Desondanks komt de soort ook voor in het laagland op plaatsen waar oudere bossen of parken aanwezig zijn. In het noordwestelijke laagland worden in bosarme omgeving soms kleine groepen op zolders gevonden. In stedelijke omgeving meestal in parken met holle bomen en water.

Foerageergebieden

Ze jaagt vlak boven het wateroppervlak van beschutte waterpartijen, of aan de beschutte kant van vijvers in landgoederen en parken, kasteel- en visvijvers, smalle vaarten, langzaam stromende rivieren en beken. De watervleermuis kan ook boven land jagen, relatief laag boven bospaden of op beschutte open plekken in het bos, of hoger tussen de boomkronen. De homerange varieert afhankelijk van de ligging van de verblijfplaats ten opzichte van het foerageergebied van enkele tot meer dan 10 km2.

Zomerverblijfplaatsen

De (kraam)groepen in de zomer zijn vooral bekend van spleten en gaten in holle bomen, maar worden soms ook op kerkzolders, in vleermuiskasten, bunkers, forten en overkluizingen van watergangen gevonden. Een verwante groep vrouwtjes, de kraamgroep, bewoont een netwerk van bomen waarbinnen individuen en groepen veel verhuizen. Al nadat de jongen enkele dagen oud zijn worden deze door de vrouwtjes meegenomen naar andere verblijfplaatsen. (Kraam)groepen variëren van enkele tientallen tot meer dan honderd dieren. Leefgebieden van naburige groepen kunnen gedeeltelijk overlappen zonder dat er noemenswaardige uitwisseling tussen die groepen plaatsvindt.

Paarverblijfplaatsen

Watervleermuis

Watervleermuis (© J. Regelink)

De paring vindt plaats in de winterverblijven en tijdens het najaarszwermen. In de herfst (vanaf half augustus) en in het voorjaar (half maart) worden winterverblijven gebruikt als ‘zwermlocatie’. Tijdens deze fasen kunnen grote zwermen jonge mannetjes, maar ook gemengde groepen van vrouwtjes en adulte mannetjes bij de ingangen en in de verblijven worden waargenomen.

Winterverblijfplaatsen

Als winterverblijf gebruiken ze ondergrondse objecten, zoals grotten, kalksteengroeven, oude steenfabrieken, bunkers, forten, vestingwerken, ijskelders en (kasteel)kelders. Uitzonderingen vormen waarnemingen in een spleet in de muur van een kerktoren en in een boomholte. De winterslaapstrategie is die van de stabiele slaper, van september/oktober tot maart/april. Ze worden soms wakker.

Migratie

De watervleermuis is een “standvleermuis” tot middellange-afstandstrekker. Er zijn terugmeldingen van geringde dieren van 10 tot 175 km bekend.