Bouwen voor de gewone dwergvleermuis

Zomerverblijfplaatsen in spleetvormige ruimten

• Spouwmuren
• Gevelbetimmering (boeiboorden et cetera)
• Daklijsten en dakoverstek
• Vensterluiken
• Daklagen (pannen en plat)
• Holle stenen

Periode kraamkamers (april) mei – juli (augustus)

Paarplaatsen / individueel ook in
• Boomholten (soms)
• Loshangende schors
• Vleermuiskasten

Winterverblijfplaatsen

Zolang vorstvrij en redelijk koel (5-10 graden) ook heel lang in zelfde typen spleetvormige ruimten als hierboven. Paarplaatsen lang bezet.

Massawinterverblijfplaatsen

• Spleten / kieren in muren in massief stenen / betonnen gebouwen:
o Kastelen / forten / burchten
o Kerken / kerktorens
o Fabrieken / kieren in plafond / kruipruimtes / kelders / parkeergarages.

Locatie en netwerk

Een populatie / kraamgroep gewone dwergvleermuizen verhuist zeer vaak in een redelijk vast netwerk (bijv. 16 verblijfplaatsen in dorp/wijk). Weinig uitwisseling tussen soortgelijke netwerken op afstand (meer dan > 1 km).
Voor en na de zoogtijd (jongen) meerdere kleine verblijfplaatsen. In zoogtijd één grote groep die tussen enkele verblijfplaatsen verhuist.

Eigenschappen verblijfplaatsen / verblijfplaatskeuze

• Veel verschillende typen verblijfplaatsen – opportunistisch! Soms nieuwe plekken snel in gebruik.
• Expositie W/Z/O – veel variatie – ook in één gebouw (via spouwmuur / dak verblijfplaatsen binnen gebouw! En ook hoog en laag in muren.
• Optimaal vanaf 4 meter hoogte – vrij uitvliegen en geen predatie door bijv. katten
• Aanvliegplek rond / onder opening moet ruw materiaal zijn.
• Invliegopeningen zijn vaak schade / scheuren, soms op en stootvoegen of slecht afgewerkte randen.
• Verhuizen vaak vanwege microklimaat
o Zoeken beste temp voor functie: als het buiten warm is (zomer – kraamtijd) dan verblijfplaatsen met grote warmte capaciteit (trage reactie op temp) dus koel overdag en warm ’s nachts).
o Verhuizen minder vaak als verschillende microklimaten in één gebouw te vinden zijn! (meerdere lagen)
• In zwermgedrag gericht op hoekjes / randjes. Zelden invliegopeningen in gelijk vlak.  dus bij renovatie / nieuwbouw ook zo inrichten!
• Optimale temperatuur kraamverblijf: 27-30 graden

Kritische factoren

• Verf / houtverduurzamingsmiddelen
• Microklimaat – niet te koud
• In- en uitvliegopeningen (locatie / type / omvang)
• Grootte van de spleet waarin ze verblijven – niet te groot (veilig voelen)
• Behoudt veelgebruikte plekken / hangplaatsen
• Behoudt potentiele plaatsen (uitwijk mogelijkheden)

Minder kritisch

• Licht bij in/ uitvliegopeningen
• Verandering omvang van de verblijfsruimte – mag iets kleiner / groter worden (Niet wijder!)
Advies
• Meerdere compartimenten / ruimten = microkllimaat  stabiele warme plaatsen / stabiele koel plaatsen en plaatsen die snel opwarmen!
• Invliegopeningen op opvallend plaatsen.

Vooraf weten

• Standaard – zie overzicht
• Andere verblijfplaatsen aanwezig in straal van 500 m.

Tijdens renovatie

• Niet tijdens kritische perioden (kraam / winter / winterzwermen!)
• In- en uitvliegopeningen bereikbaar houden (ook als elders gerenoveerd – bijv. steigerdoek).

Na de renovatie (standaard)

• Acceptatie ingreep
• Monitoring