Gewone dwergvleermuis

Uiterlijk

Kleine vleermuis met relatief lange, smalle vleugels. Bruine tot donkerbruine vacht en donkere, bijna zwarte snoet en oren. Typische grillige vlucht met veel bochten en lussen.

Zogende gewone dwergvleermuis. In het midden het licht gekleurde jong. (©Erik Korsten)

 

Verspreiding

De gewone dwergvleermuis (Pipistrellus pipistrellus) is de meest algemene soort en kan vrijwel overal in Nederland worden aangetroffen. Ook in stedelijke omgeving de meest algemene soort.

Gewone dwergvleermuis achter vensterluiken (©Erik Korsten)

Foerageergebieden

Ze leeft in gesloten tot half open landschap, in kleinschalig agrarisch landschap, in dorpen en steden, parken en tuinen. De gewone dwergvleermuis jaagt in de beschutting van opgaande vegetatie, van bebouwing, in tuinen, bij straatlantaarns, bij water, in bossen en langs de bosrand, in en langs lanen, bomenrijen, singels, houtwallen en holle wegen. Water en oevers vormen belangrijke elementen binnen dit kleinschalige foerageergebied.

Zomer(kraam)verblijfplaatsen

Gedurende het hele jaar worden vooral gebouwen als verblijfplaats gebruikt. De soort heeft een voorkeur voor spleetvormige holten zoals spouwmuren, maar ook tussen daklagen, achter betimmering, daklijsten of onder de pannen. Het aantal dieren in een verblijfplaats kan variëren van enkele tientallen tot meer dan tweehonderd dieren.

Gewone dwergvleermuis jong (©Hans Huitema)

Paarverblijfplaatsen

Mannetjes bezetten in de bebouwde omgeving een territorium. Hier wordt vooral tussen eind augustus tot begin oktober fanatiek gebaltst. Binnen dit territorium bevindt zich hun paarverblijfplaats, vaak spleten en gaten in gebouwen. Deze plekken worden in de winter ook door kleine groepen als winterverblijfplaats gebruikt.

Winterverblijfplaatsen

Overwinterende dieren worden gevonden in spouwmuren, achter daklijsten, onder dakpannen maar ook in spleten in muren van forten en in onderaardse kalksteengroeven. Ze kiezen meestal vorstvrije, wat warmere en droge plaatsen. Ze overwinteren alleen of in kleine groepen, maar er komen ook massale winterverblijven voor waar enkele duizenden gewone dwergvleermuizen overwinteren. In de relatief milde Nederlandse winters zijn ze vaak wakker en gaan gewoon op jacht. Ze kiezen winterslaapplaatsen waarin de temperaturen zeer kunnen variëren. Bij vorst zoeken ze dan vaak verwarmde huizen op.

Vliegroutes

Sterk gebonden aan (lijnvormige) landschapsstructuren (opgaande begroeiing en oevers). In stedelijk gebied zijn vliegroutes niet zo duidelijk. Actieradius 5-6 km, zogende vrouwtjes blijven dichter bij hun verblijfplaats (2-3 km).

Migratie

In Nederland gedraagt de gewone dwergvleermuis zich als “standvleermuis”. Ze overwinteren gemiddeld tot op zo‘n 15 á 25 km van het zomergebied.

Zwermende gewone dwergvleermuizen (©Erik Korsten)