Franjestaart

Uiterlijk

Middelgrote vleermuis met lange, enigszins doorschijnende aan het einde opgewipte roze oren. Opvallende witte buikvacht.

Franjestaart (©Erik Korsten)

Verspreiding

In Nederland is de franjestaart (Myotis nattereri) een relatief zeldzame soort. Ze vertoont in de winter een binding met de duingebieden, de Utrechtse Heuvelrug en de Veluwe (hogere zandgronden), en in de zomer een duidelijke binding met bos op de hogere zandgronden en daarmee een oostelijke verspreiding. Over de verspreiding buiten de winterverblijven is relatief weinig bekend. In de zomer is de franjestaart geen stadssoort, maar vanwege het overwinteren in gebouwen wordt de soort hier toch behandeld.

Foerageergebieden

De franjestaart is een soort van half open tot zeer dicht bos en kleinschalig, gesloten landschap. Ze wordt vaak in of bij relatief waterrijk, vochtig (loof)bos gevonden en jaagt daar in lanen, tussen en door de boomkronen, boven en rondom vijvers, grachten en beken en in open broekbos. Ze is in staat in zeer dichte vegetatie te jagen. De homerange is relatief klein, verschillende groepen opereren binnen een straal van 10 km.

Zomer(kraam)verblijfplaatsen

De franjestaart is in de zomer vooral in spleten, scheuren en spechtengaten in bomen gevonden. Er zijn enkele waarnemingen van zolders en schuren bekend. Daarnaast worden ze ook veel in spleten in de balken van zolders en schuren met vee, en in spleten achter wandbekleding, betimmeringen, vensterluiken of in nest-/vleermuiskasten waargenomen. Kraamkolonies bereiken groottes van 80 tot soms wel 200 dieren. Deze sociale groep van verwante vrouwtjes leeft echter het merendeel van de tijd in kleinere groepjes verspreid over een samenhangend netwerk van verblijfplaatsen, waartussen voortdurend verhuisd wordt. Al enkele dagen na hun geboorte worden ook de jongen mee verhuisd.

Vliegroutes

Op vliegroutes worden bomenrijen strikt gevolgd.

Paarverblijfplaatsen

In de herfst (september) en in het voorjaar (half maart) worden sommige winterverblijven gebruikt als ‘zwermlocatie’. Tijdens die periodes kunnen grote zwermen jonge mannetjes, maar ook gemengde groepen van vrouwtjes en adulte mannetjes bij de ingangen en in de verblijven worden waargenomen. Genetische analyse laat zien dat hier de paring plaatsvindt.

Winterverblijfplaatsen

Als winterverblijf zijn vooral kalksteengroeven, bunkers, forten, vestingwerken, oude steenfabrieken, ijskelders en (kasteel)kelders en dergelijke bekend. In het buitenland zijn ook wel eens in boomholtes overwinterende franjestaarten gevonden. De winterslaapstrategie is die van de stabiele slaper, hoewel de dieren regelmatig wakker worden.

Franjestaart in winterslaap in argexblok (©Erik Korsten)

 

Franjestaart in winterslaap tussen bakstenen (©Erik Korsten)

 

 

 

 

 

 

Migratie

De franjestaart is een “standvleermuis”, hoewel afstanden tot hoogstens 185 km tussen zomer- en wintergebieden bekend zijn.