Vleermuizen en wet- en regelgeving

In Nederland zijn drie wetten van kracht die natuur beschermen. Bij projecten met vleermuizen in de stad zijn de Flora- en faunawet en de Natuurbeschermingswet 1998 relevant; de Boswet geldt niet binnen de bebouwde kom. Het belangrijkste verschil is dat de Flora- en faunawet van toepassing is op alle vleermuissoorten en op alle locaties in het land. De Natuurbeschermingswet 1998 daarentegen geldt voor specifiek benoemde soorten, in daartoe aangewezen gebieden. Ook het Bouwbesluit 2012 is relevant in deze context.

Wetgeving lastig?
Voor wie er niet regelmatig mee werkt, kan wet- en regelgeving ingewikkeld zijn. De Nederlandse natuurwetgeving is ook erg complex en de Flora- en faunawet is wat dat betreft berucht. Dit maakt het raadplegen van een specialist al snel nodig.

Toch hoeven de wet- en regelgeving en de daaruit volgende verplichtingen geen obstakel te zijn bij het succesvol uitvoeren van projecten. In de praktijk is heel veel mogelijk. Veel problemen ontstaan echter doordat de voorbereiding niet goed wordt gedaan. Het is erg belangrijk dat al bij de planvorming rekening wordt gehouden met de aanwezige natuurwaarden. Dit betekent dat al vroeg in het proces, eigenlijk al voor de concretisering van de plannen, een natuuronderzoek moet worden uitgevoerd.

Goede voorbereiding belangrijk
In eerste instantie kunnen een bureaustudie en een globaal veldbezoek (samen van een quick scan genoemd) worden uitgevoerd. Mocht dan blijken dat meer informatie nodig is, en bij vleermuizen is dat vaak het geval, moet een uitgebreider veldonderzoek worden uitgevoerd. Het moment waarop zo’n onderzoek kan worden uitgevoerd is vaak afhankelijk van het seizoen. Om deze reden is het erg belangrijk dat tijdig wordt gestart. Meer informatie over vleermuisonderzoek kan hier worden gevonden.

Wanneer de aanwezige natuurwaarden in beeld zijn, is het verstandig de plannen daarop af te stemmen. Als dit goed gebeurt, is een ontheffing of vergunning mogelijk niet eens nodig. Dit kan veel tijd en frustraties besparen, terwijl ook de kwetsbare planten- en diersoorten erbij zijn gebaat.

Proactieve aanpak

De natuurwetgeving is in het leven geroepen omdat het met veel soorten niet goed gaat. Een proactieve aanpak, waarbij soorten worden gestimuleerd en populaties kunnen groeien, kan leiden tot robuuste populaties die wel tegen een stootje kunnen. Daarbij zijn er ook minder problemen te verwachten als ergens een ingreep gaat plaatsvinden.