Zwermlokaties

Kort nadat de jongen zelfstanding kunnen vliegen vallen kraamkolonies uit elkaar (half juli – eind juli). Daarbij verlaten vrouwtjes meestal als eerste de kraamkolonies om direct naar de voor hun bekende winterverblijfplaatsen te vliegen. De jongen volgen later.
De zwermlocaties hebben voor sommige soorten zeker een paarfunctie en verblijfsfunctie, maar uit onderzoek blijkt ook dat dieren bij het zwermen weer wegvliegen om elders te gaan paren of te verblijven. De aard van die andere locaties is grotendeels nog onbekend.
Wel is duidelijk dat bij sommige soorten de vleermuizen direct na het kraamseizoen hun zomergebied verlaten om enkele dagen later op tientallen tot meer dan 100 kilometer afstand bij winterverblijfplaatsen te zwermen en vervolgens enkele dagen later weer in het zomergebied terug te keren. Pas tegen de winterperiode wordt de reis naar de winterverblijfplaatsen opnieuw ondernomen om dan echt in winterslaap te gaan.

Figuur: Schematische weergave van vleermuizenactiviteit rond een winterverblijf gedurende het jaar. Bijna het hele jaar kan er activiteit rond een winterverblijf zijn. Met name in maart-april en augustus-september kan er veel vliegactiviteit zijn. Dit wordt aangeduid met voor- en najaars zwermgedrag en houd verband met de paring (Bron: Winterslaapplaatsen van vleermuizen - Leidraad bij de bouw, de inrichting en het beheer van vleermuiswinterverblijven. Vleermuiswerkgroep Noord-Brabant. Tekst P. Twisk, F. Aelberts).