Verstoring voorkomen of beperken

Mitigatie: hoe kunnen we lichtverstoring voorkomen of beperken?

Vooronderzoek

Maatregelen om lichtverstoring te voorkomen of te reduceren kunnen effectiever worden genomen als bekend is hoe verschillende soorten vleermuizen het betreffende gebied gebruiken: waar zijn verblijfplaatsen, vliegroutes, foerageergebieden, paargebieden en zwermlocaties en hoe variëren deze in de loop van het jaar? Voor de aanpak van zo’n inventarisatie wordt verwezen naar ...

Als uitgebreid vooronderzoek op populatieniveau niet mogelijk is, dan kan beperkt veldonderzoek inzicht geven in het gebruik van het verlichtingsgebied door vleermuizen. Hierbij moet men zich realiseren dat vleermuizen mogelijk slechts een deel van het jaar gebruik maken van de locatie. Een aantal veldbezoeken verspreid over het jaar is dus altijd nodig.

Wel of niet verlichten

De gemakkelijkste manier om ecologische lichtvervuiling te voorkomen is door niet te verlichten. Vaak is dit geen optie, omdat verlichting noodzakelijk of gewenst wordt geacht vanuit het oogpunt van veiligheid (denk aan het spreekwoordelijke ‘donkere steegje’, camerabewaking), comfort of gebruiksgemak (sportevenement, concert), of om esthetische redenen (het verlichten van kerken en andere bouwwerken). Toch wordt licht nogal eens onnodig of overdadig gebruikt. Men zou zich dan ook op zijn minst bij elk (bestaand of gepland) gebruik van verlichting de vraag moeten stellen in hoeverre deze noodzakelijk dan wel gewenst is.

Er is in Nederland geen algemene wetgeving die eisen stelt aan lichtvervuiling en aan de maximaal toegestane hoeveelheid lichtemissie. Wel is er regulatie mogelijk in het geval er negatieve effecten zouden kunnen optreden in beschermde natuurgebieden (Natuurbeschermingswet) of op algeheel beschermde soorten (Flora- en faunawet). Verlichting met negatieve effecten op de natuurwaarden van een beschermd gebied of beschermde soorten is niet toegestaan. In zowel de Natuurbeschermingswet en de Flora- en faunawet geldt het ‘nee, tenzij…’-principe. Negatieve effecten moeten worden voorkomen, tenzij er zwaar wegende belangen zijn om hiervan af te wijken (zie pagina Wet- en regelgeving). Dit geldt ook voor verlichting van verblijfplaatsen, belangrijke migratieroutes en foerageergebieden wanneer de functionaliteit wordt verstoord.

In het geval van lichtvervuiling door bedrijven biedt de Wet Milieubeheer mogelijkheden om de (effecten van) verlichting te beperken. Tenslotte is er de Richtlijn Openbare Verlichting in Natuurgebieden. Deze biedt geen wettelijk afdwingbare normen, maar een kader voor de verlichting van openbare wegen in natuurgebieden. Naar aanleiding hiervan kan men bijvoorbeeld besluiten om wegverlichting uitsluitend te gebruiken tijdens spitsuren.

De invloed van lichtvervuiling op natuur wordt meer en meer erkend. Ook bij de planning van verlichting wordt er steeds meer naar gestreefd om alleen te verlichten waar en wanneer dit strikt noodzakelijk of gewenst is, met gebruik van een minimale lichtsterkte. Naar aanleiding van ingreep-effectstudies kunnen eisen worden gesteld aan het verlichtingsregime in gebieden die gebruikt worden door vleermuizen. Doorgaans wordt geadviseerd om de verlichting in de zomerperiode (april-september) tenminste te doven tot een uur na zonsondergang, om vleermuizen de kans te geven ongestoord hun verblijfplaatsen te verlaten en foerageergebieden op te zoeken. Het kan daarnaast nodig geacht worden om in deze periode in het geheel geen verlichting te gebruiken, of bepaalde delen van het leefgebied van kolonies onverlicht te laten. Voor het creëren van donkere periodes kunnen tijdschakelaars worden toegepast.

Gericht (niet) verlichten

Veel winst is te behalen door een juist gebruik van de verlichting. Dat wil zeggen door de verlichting alleen daar terecht te laten komen waar het nodig is (het doelgebied) en de lichtsterkte tot het vereiste minimum te beperken.

Door gericht te kiezen waar wel en niet wordt verlicht, kunnen donkere corridors worden gecreëerd die foerageergebieden en verblijfplaatsen met elkaar verbinden. De vleermuizen kunnen op deze manier ook worden geleid in het landschapsgebruik, terwijl de voor mensen belangrijke locaties kunnen worden verlicht.

Om zo’n ‘verlichting op maat’ te realiseren zijn er verschillende mogelijkheden. In de meeste gevallen is het verstandig het verlichtingsplan te bespreken met een vleermuisdeskundige. Dit geldt bijvoorbeeld bij verlichtingsplannen voor wijken, wegen, tunnels, viaducten, parken et cetera.


Aantal verlichtingspunten

Voor vleermuizen is het vaak gunstig wanneer wordt gekozen voor meerdere zwakke verlichtingspunten, in plaats van enkele felle. Wanneer meerdere zwakke lampen worden toegepast, kan gerichter worden verlicht. De zichtbaarheid die gewenst is voor het verkeer en veiligheid kan dan worden gerealiseerd, terwijl de overbodige uitstraling kan worden beperkt. Voor mensen is dit ook prettiger, omdat er een minder groot contrast ontstaat tussen het licht en donker wat de overzichtelijkheid ten goede komt.

 Kattenogen geven bocht aan (©Erik Korsten)

 

 Kattenoog (©Erik Korsten)

 

 

 

 

 

 

Armaturen

Het gebruik van speciale armaturen heeft als doel de lichtbundel beter te beheersen. De behuizing van lampen kan voor dit doel worden toegerust met reflectoren, lamellen, diafragma's, afschermkappen en paralumen. Een verticale lichtbundel heeft de voorkeur, dat wil zeggen dat de horizontale component ervan dient te worden gereduceerd. De lichtbundel schijnt bij voorkeur in een hoek van minder dan 70 graden ten opzichte van de verticale as (Fure 2006). Tevens wordt voorkomen dat licht onnodig naar boven schijnt. Terreindelen buiten het doelgebied kunnen zodoende donker blijven.

Hoogte van lampen

In het algemeen geldt dat het beter is lampen zo laag mogelijk te plaatsen (Fure 2006: lager dan 8 m). Zo blijft, als het licht naar boven wordt afgeschermd, een groter deel van het door vleermuizen gebruikte luchtruim donker. Bovendien kan bij een korte lichtkolom met minder lichtintensiteit gericht het doelgebied worden beschenen. Dit geldt met name voor voetgangersgebieden, maar ook bij wegen met bomen waar sprake is van krooncontact of bij ‘hop-overs’ is het van belang de weg goed te verlichten en de boomkronen zelf donker te houden. Lichtmijdende vleermuizen die zich dichtbij of in vegetatie ophouden kunnen dan relatief veilig boven de weg foerageren. (Rijkswaterstaat-DWW 2004). Bij wegen met weinig of geen opgaande begroeiing is juist een hogere opstelling van belang. Dit leidt tot minder verkeersslachtoffers onder de vleermuizen die rond de lampen jagen of hebben gejaagd.

Verlaagde verlichting op bruggen (©H. Limpens)

 

Toepassing van (groene) schermen

Kunstmatige of natuurlijke objecten kunnen ervoor zorgen dat het licht wordt afgeschermd naar plaatsen waar vleermuizen foerageren, waar vliegroutes zijn, of waar zich verblijfplaatsen bevinden. Vleermuizen houden zich kort na het uitvliegen, wanneer het nog relatief licht is, vaak op in relatief donkere delen van het landschap. Bebouwing en opgaande vegetaties kunnen dienst doen als lichtscherm om donkere plekken te behouden of te creëren. Ook bij het weghalen van vegetaties dient men zich dit te realiseren.

Alleen verlichting bij gebruik

Het gebruik van bewegingsensoren kan leiden tot een aanzienlijk reductie van de hoeveelheid licht: deze gaat alleen aan bij nadering van een persoon. Met name in tuinverlichting worden deze sensoren veel gebruikt.

Lichtsterkte

Naar gelang de situatie kan de lichtsterkte worden verlaagd tot wat minimaal noodzakelijk of gewenst is.

Computersoftware

Geavanceerde programmatuur maakt het mogelijk de verlichtingsmogelijkheden digitaal te onderzoeken en de invloed van lichtbundel, lamphoogte- en positie, lichtschermen, lichtsterkte etc. te beoordelen. Bij het maken van een verlichtingsplan, kan dit een goed hulpmiddel zijn om de kans op lichtverstoring te beperken.


Welk type lamp?

Er zijn vele typen buitenverlichting in omloop. Deze verschillen onder meer in hun afstotende werking op lichtmijdende vleermuizen en hun aantrekkende kracht op insecten.

1. Lagedruk-natriumlampen (SOX)

Het betreft hier de typische oranje-gele lampen die vooral worden gebruikt als verlichting van snelwegen en (soms) grotere straten en kruispunten in steden. Deze lampen zenden licht van één golflengte uit en geen ultraviolet licht. Door dit laatste trekken ze weinig insecten aan. De invloed op vleermuizen is relatief klein. Veel van deze lampen worden tegenwoordig verwijderd of vervangen door het volgende type.
Lagedruk-natriumlampen zijn groot, zijn moeilijk te richten en verspreiden relatief veel strooilicht.

2. Hogedruk-natriumlampen (SON)

Zenden een bredere band van (korte) golflengten uit, waaronder een geringe hoeveelheid ultraviolet. Ze trekken hierdoor meer insecten aan dan de lagedruklampen. Hogedruk-natriumlampen zijn helderder (goudgeel) van kleur dan de lagedruklampen en worden toegepast als openbare verlichting van, vooral, grotere straten. De lampen zijn veel kleiner dan lagedruk-natriumlampen en daardoor flexibeler en beter te bundelen via speciale armaturen. Er bestaat ook een wittere vorm van dit type lamp, met meer ultraviolet licht. Zowel hogedruk- als lagedruknatriumlampen zijn relatief duur, maar ze zijn duurzaam en de lichtopbrengst is groot.

3. Kwiklampen

Deze blauwwitte lampen zenden een veel bredere band van golflengten uit, waaronder meer meer ultraviolet licht dan hogedruknatriumlampen. Ze trekken hierdoor veel insecten, en dus ook vleermuizen aan. Kwiklampen zijn deels vervangen door of omgebouwd tot natriumlampen en worden nu nog vooral toegepast om woongebieden te verlichten. Kwiklampen zijn goedkoop, maar niet erg duurzaam en energie-efficiënt.

4. Metaalhalidelampen

Compacte lampen die gemakkelijker te richten zijn dan de voorgaande typen. Het uitgezonden licht komt relatief wit over. Deze lampen hebben een kleinere lichtopbrengst en zijn minder duurzaam dan natriumlampen. De hoeveelheid uitgezonden ultraviolet licht ligt tussen die van hogedruknatrium- en kwiklampen in. Er zijn verschillende typen in omloop.

5. Fluorescentielampen (TL-lampen, spaarlampen)

Een spaarlamp is in feite een opgevouwen TL-lamp. Wordt tegenwoordig, in plaats van de gloeilamp, veel als binnenverlichting gebruikt, maar ook als buitenverlichting in woonwijken. Produceert wit licht met een ultraviolet-component. Is zuinig, en onder meer toepasbaar in situaties waar een lage lichtopbrengst volstaat.

6. LED (Light Emitting Diodes)

LED-verlichting is sterk in ontwikkeling en het gebruik ervan is in opkomst. Inmiddels worden LED-systemen ook in straatverlichting en bij sportvelden toegepast. Er hoeft bij LED-verlichting niet langer te worden gedacht vanuit het traditionele beeld van een hoge lamp die naar beneden schijnt. LED-lampen kunnen worden ingebouwd in brugleuningen, stoepranden et cetera. Het gebruik van LEDs over de middellijn van buitenwegen kan als wegmarkering een goed alternatief zijn voor lantaarns boven de weg. Daarnaast wordt onder meer geëxperimenteerd met verschillende kleuren LED-verlichting, dat vooral bij lage lichtniveaus relatief veel contrast oplevert. Belangrijke voordelen van LEDs zijn een laag energieverbruik (zuiniger dan de spaarlamp, maar (nog) minder zuinig dan de natriumlamp) en een langere levensduur dan de voorgaande typen lampen. Moderne LED-lampen kunnen ook wit licht uitzenden. Door de smalle lichtbundel zijn LEDs goed richtbaar.

Welke lamp?

Van de traditionele lamptypen (1-4) hebben natriumlampen naar verwachting een relatief geringe invloed op vleermuizen. De belangrijkste reden hiervoor is de afwezigheid van (lagedruk-natriumampen) of geringe hoeveelheid (hogedruk-natriumlampen) ultraviolet licht. Eventuele lampen die wel ultraviolet uitzenden, kan men voorzien van UV-filters.

Ook LED-lampen kunnen een voor vleermuizen geschikt alternatief zijn, bijvoorbeeld bij toepassing laag bij de grond, met een smalle lichtbundel omhoog, of met amber licht. Voor meer informatie over amber licht zie onderstaand persbericht van 8 september 2011.

Praktische tips

Verlichting van monumenten

• Kies een lamp met het juiste lichtspectrum
• Laat minimaal één zijde van het pand onverlicht, maak die zijde van het pand toegankelijk voor vleermuizen
• Creëer een donkere verbinding met de omgeving
• Laat de verlichting automatisch uitschakelen na een bepaalde tijd, bijvoorbeeld rond middernacht

Verlichting van een brug

• Creëer een donkere doorgang voor vleermuizen, zoals over de brug als er onderdoor
• Vermijd verlichting van het water
• Pas verlichting toe in de brugleuningen of het wegdek

Beperkt verlichten (©auteur)

 Verlichting van een park

• Pas een gerichte verlichting toe
• Verlicht alleen waar dat vanuit veiligheidsoogpunt gewenst is
• Kies de juiste lampen, met een beperkte verstorende werking
• Creëer donkere corridors

 Afscherming (©auteur)

 

 

 

 

 

 

 

Verlichting van wegen

• Pas een gerichte verlichting toe
• Kies voor meerdere zwakke lichtpunten
• Gebruik lampen die weinig verstorend werken
• Gebruik lage lampen (bijvoorbeeld in het wegdek of stoepranden) en hou boomkronen donker
• Houd kruisingen met vliegroutes donker en creëer hop-overs

Hop-over (©H. Limpens)