Rosse vleermuis

Uiterlijk

De rosse vleermuis (Nyctalus noctula) is genoemd naar zijn rossige, bijna oranjeroodbruine vacht. Het is een grote soort met lange slanke vleugels. De vlucht is zeer snel (gierzwaluwachtig) met plotselinge duikvluchten.

Verspreiding

De rosse vleermuis komt verspreid over Nederland voor, met hogere dichtheden waar ouder bos en open waterrijke gebieden bijeenkomen. In stedelijke omgeving afhankelijk van parken en lanen met holle bomen en oude loofbossen.

Foerageergebieden

Het is een soort van open waterrijk landschap. Ze jagen tot op 20 à 30 km van de verblijfplaats op grote hoogte (tot meer dan 100 m). Direct na het uitvliegen jagen sommige dieren ook lager, boven een open plek in het bos, langs een bosrand of boven beschutte waterpartijen of weilanden. Vooral in het najaar jagen ze graag bij straatlantaarns of boven een verlicht verkeersplein of kruising in de bebouwde kom.

Zomer(kraam)verblijfplaatsen

In de zomer worden ze in Nederland voornamelijk in boomholtes (spechtengaten) gevonden. Verblijfplaatsen in spouwmuren of schoorstenen zijn in ons land een hoge uitzondering. De groepsgroottes in Nederland variëren van 10 tot 125 dieren. De (kraam)groepen leven verdeeld over een netwerk van meerdere verblijfplaatsen en verhuizen relatief vaak.

Roepend mannetje Rosse vleermuis (©Erik Korsten)

Vliegroutes

Bij het uitvliegen worden soms stukjes op vliegroute door een laan of langs een bosrand gevlogen, maar vaak vliegen ze daar al meteen hoog de lucht in en verplaatsen ze zich hoog boven het landschap.

Paarverblijfplaatsen

Roepende territoriale mannetjes en paarverblijfplaatsen worden gevonden in boomholtes. Vaak liggen er grote groepen paarbomen of –territoria in een klein gebied bijeen. Oude loofbossen met holterijke bomen of stukken aftakelende beukenlaan in de buurt van waterpartijen kunnen zo grote clusters roepende rosse vleermuizen herbergen. Vaak liggen die clusters op migratiebanen tussen de verblijfplaatsen en foerageergebieden van de vrouwtjes.

Winterverblijfplaatsen

Ook als winterverblijf gebruiken rosse vleermuizen in Nederland vooral boomholtes. Clusters van tientallen tot vele honderden dieren overleven zelfs bij temperaturen onder nul. Ze gaan relatief laat - november - in winterslaap en zijn geen stabiele slapers. Langere slaapperiodes worden bij mild weer steeds weer afgewisseld met zwermfases waarin grote groepen dieren uitzwermen en soms andere verblijfplaatsen opzoeken.

Rosse vleermuizen in een boomholte (©Erik Korsten)

Migratie

De populaties uit noord en Noordoost-Europa trekken over grotere afstanden (1000 – 1500 km) en geringde dieren worden ook in Nederland gevonden. Toch zijn in Nederland en Midden-Duitsland populaties bekend die eerder als standpopulatie gezien kunnen worden. Grote groepen trekkende rosse vleermuizen, zoals die uit het buitenland bekend zijn, worden in Nederland niet waargenomen.