Kraamverblijfplaatsen

In de verblijfplaatskeuze van zwangere vrouwtjes en vrouwtjes met jongen zien we een verblijfplaatskeuze die is gericht op optimale temperaturen voor de groei van de jongen. Het laten dalen van de lichaamstemperatuur om energie te besparen wordt dan onmogelijk omdat de ontwikkeling van de ongeboren vrucht en de jongen anders stagneert en omdat het zogen van de jongen in lethargie niet mogelijk is. In deze periode kiezen kraamgroepen verblijfplaatsen die zowel ’s nachts als overdag redelijk warm blijven (20-30 graden).
Deze verblijfplaatsen kenmerken zich door het vermogen in een korte tijd veel warmte op te nemen en deze over een langere tijd af te geven. Zo’n verblijfplaats warmt overdag door de zon op en houdt deze warmte ook gedurende een groot deel van de nacht vast.
Dergelijke verblijfplaatsen hebben vaak het risico dat bij lange perioden met weinig of veel zon de kraamverblijven te ver afkoelen of te heet worden, waardoor dieren gedwongen worden met jongen en al te verhuizen.
Wanneer de verblijfplaats deze verschillen kan bufferen of er door de omvang / constructie verschillende microklimaten aanwezig zijn, kan de verblijfplaats voor de vleermuizen geschikt blijven en gaan ze gewoon ergens anders in hetzelfde object / gebouw hangen.
Naast het zoeken van de optimale temperatuur verhuizen kraamkolonies ook om parasieten te ontlopen of vanwege predatie verstoring.

Ook CV-ketels, boilers en en airco-systemen kunnen deze rol van warmtebron spelen als deze ook overdag in werking zijn en warmte produceren. Zo is het niet ongewoon om in het dak van de CV-ruimte van bejaardentehuizen kraamkolonies van gewone dwergvleermuizen aan te treffen.