Bouwen voor de kleine dwergvleermuis

Deze soort komt in grote lijnen overheen met de gewone dwergvleermuis, maar is op een aantal punten zeer verschillend. Vanwege het mogelijk voorkomen binnen stedelijk gebied (of dorpen) en kwetsbare levenswijze m.b.t. gebouwen toch relevant om te noemen. Verblijfplaatsen zijn in Nederland nog niet gevonden. Tot nu toe zijn alleen enkele foeragerende exemplaren waargenomen.

Studies uit het buitenland laten zien dat kraamkamers en winterslaapplaatsen overwegend in gebouwen zitten. Individuele dieren en paarplaatsen vaak in bomen en kasten. Kraamkamers vaak in directe nabijheid geschikt foerageergebied: veel water en bossen.
Bewoont spleetvormige ruimten, zoals bij gewone dwergvleermuis. Kraamkamers soms ook in gebruik als winterverblijfplaats.

• Grote kraamkolonies (>300 – 1000 dieren is vrij normaal), daardoor vaker overlast dan bij de gewone dwergvleermuis
• Verhuist weinig – kunnen jaarrond van verblijfplaats gebruik maken: vragen grote verblijfplaatsen met gevarieerd microklimaat
• Periode (april) mei – juli (aug), maar advies is (mrt) april – aug (sept)
• Warme verblijfplaatsen – tochtvrij!: 30-37 °C
• Voorkeur voor brede spleetvormige invliegopeningen – met meerdere uitvliegmogelijkheden / openingen.

Vooraf weten

• zie standaard
• plus: microklimaat / microklimaten
• aanwezigheid dieren in verschillende seizoenen: Winter!