Winterverblijfplaatsen

• Koel + vorstvrij: aanpassing lichaamstemperatuur
• Vochtig: om uitdroging tegen te gaan
• Rust + veiligheid: Traag metabolisme, hierdoor reageren dieren ook traag op predatie / verstoring en zijn ze dus extra kwetsbaar. De aanwezigheid van veilige hangplaatsen en diepe wegkruipmogelijkheden zijn belangrijke voorwaarden. Te vaak wakker worden door verstoring kan teveel energie kosten.
• Grote temperatuurbuffer – met zeer trage of nauwelijks reactie op externe temperaturen. De lengte van de winterslaapperiode verschilt per soort. Meestal van november tot en met maart. Een winterslaapplaats moet een lange periode stabiel koel en vochtig zijn. Dat kan bereikt worden met een hoge massa in de vorm van een stenen constructie en/of bedekking met aarde of een ondergrondse ligging. Dikke gezonde (sapstroom) bomen bieden deze omstandigheden voor boombewonende vleermuizen.

Wanneer voor een soort deze verblijfplaatsen in een bepaald gebied erg schaars zijn, dan worden deze vaak gebruikt door veel tientallen tot duizenden individuen van die soort of meerdere soorten.
Wanneer in één of meerdere bij elkaar gelegen verblijfplaatsen vleermuizen van meerdere populaties uit een groter gebied verblijven, dan wordt zo’n locatie vaak ook belangrijk voor de uitwisseling van genen tussen populaties. In de keuze van de verblijfplaatsen gaat in dat geval ook de ligging ten opzichte van andere typen verblijfplaatsen een rol spelen, bijvoorbeeld:
• paarverblijfplaatsen rond massawinterverblijfplaatsen van gewone dwergvleermuizen.
• Zwermlocaties / zwermgedrag bij grote winterslaapplaatsen en overwinteringsbieden (bijv. Hollandse Waterlinie, Atlantic Wall bunkers en de mergelgroeven in Zuid-Limburg.