De groene stad

Stedelijk groen vanuit een historisch perspectief is vaak nog goed te herkennen in het landschap. Hoe een stad groen is ingericht wordt vaak bepaald door de historie van de stad.

Historische steden (middeleeuwen – 1800)

Groene structuren op en rond vestingwerken / verdedigingwerken.
o Vestingwal: vaak groene wallen rond de historische stadskern ingericht als wandelgebied (bijv. in Utrecht).
o Schansen: groene gebieden op strategische punten direct rond de stad.
o Stadsmuren. Direct rond deze stadsmuren waren vaak ook groene gebieden aanwezig.
Deze zijn vaak nog in de huidige stad te herkennen als groene structuren rond het centrum van de stad (groene ring – groen rond verdedigingwerken)
Binnen en direct buiten de muren van de historische steden zijn vaak ook andere groene gebieden en structuren met een duidelijke stedelijke functie:
o Binnentuinen, kloostertuinen, kerkhoven
o Grachten (met groen) en wegen met bomen ter beschutting.
o Buitenplaatsen en parken.

Industriële steden 1800-1900

Steden worden door de Industriële Revolutie steeds dichter / grijzer / viezer. Als reactie daarop werden verschillende ontwikkelingen ingezet die zorgden voor meer groen in de stad. De bekendste daarvan zijn stadsverfraaiing en de parkbeweging. In die periode ontstaan er in steden:
o Brede avenues, parken en meer boombeplanting.
o Stadsplantsoenen – pleintjes met groen (bomen). Bomen om gebouwen te maskeren.
o Parken en landgoederen in Engelse landschapstijl (natuurlijk).
o Parken als stedelijke voorziening.
In deze perioden verliezen vestingwallen en verdedigingswerken hun functie en komen “leeg te staan”. Veel vestingwallen en schansen worden wandelgebieden.
Ook worden parken en landgoederen in toenemende mate opengesteld voor het publiek. Ook worden de eerste volksparken, sportparken en volkstuincomplexen ingericht.

Suburbane stad (1930 – heden)

o Eerste groene woonwijken, met huizen in relatief lage dichtheden. Soms met evenwijdig lopende stratenpatronen, soms met labyrint structuren.
Deze wijken zijn ruim voorzien van groene structuren, plantsoenen en hebben grote tuinen.
o In deze periode ontstaat ook het concept van de Scheggenstad (groene vingers), waarbij het buitengebied wigvormig in de stad ligt. De stad breidt dan op sommige plaatsen sterk naar buiten uit, maar laat op andere plaatsen het buitengebied ver in de stad doordringen. Men wilde uitbreiden maar het groen toch dicht bij de stad houden.
o Stedelijke functies worden in toenemende mate naar de rand van de stad verplaatst waardoor suburbane woonwijken, industriegebieden en nutsfunctiegebieden ontstaan. Sommige groene vingers krijgen ook de taak recreatieve functie.
o Opkomst van suburbane parken. Vloeien over in de omgeving en de grens tussen park en bebouwing wordt onduidelijker. Ook de komst van meer strak ingerichte parken (open / geometrisch / strak).