Algemeen

Algemene stadsinrichting en vleermuizen

Over het algemeen zijn er voor de inrichting van de stad geen speciale maatregelen nodig voor de vleermuizen alleen. Bijna altijd en overal kunnen de vleermuizen als het ware meeliften met maatregelen voor groen en water. Een groen-blauwe dooradering, die stadsdelen onderling en met het buitengebied verbindt, is niet alleen voor vleermuizen noodzakelijk.

De hele stad is van belang voor vleermuizen, ook het centrum. Zo kunnen hoge gebouwen in het centrum bijvoorbeeld een belangrijke functie hebben voor massaal overwinterende gewone dwergvleermuizen, ook voor individuen uit het buitengebied. Een bekend voorbeeld is het gebouw de “Inktpot” (het hoofdkantoor van Prorail) nabij Utrecht Centraal Station, waar enkele duizenden gewone dwergvleermuizen overwinteren. De hoge gebouwen daar zijn als het ware kunstmatige rotsen. Het centrum is echter steeds verder van het buitengebied komen te liggen. Rond het centrum liggen oude industrieterreinen en 19e en 20e eeuwse arbeiderswijken, waar momenteel op grote schaal wordt gerenoveerd.

Tussen wijken en verder richting het buitengebied zijn er vaste vliegroutes, die continu worden gebruikt. Ze zijn vergelijkbaar met wijkontsluitingswegen in mensen verkeerstermen. Het lijnvormige groen en het blauw zijn niet alleen een verbinding, ze zijn ook foerageergebied.

Binnen een wijk is de connectiviteit (de mate van samenhang) voor vleermuizen vaak wel voldoende. Maar niet op de ontsluitingen. Knelpunten bij de ontsluitingen zijn o.a. verlichting en het oversteken van drukke autowegen. Een veilige groen-blauwe dooradering is gewenst.

Bij de uitbreiding van steden en het ontstaan van stedelijke netwerken komen bestaande groengebieden rond de stad en in de stad steeds meer onder druk te staan. Door de ontwikkeling en groei van suburbane woonwijken en bedrijventerreinen en de aanleg of versterking (verbreding) van ontsluitingswegen en rondwegen raakt het regionaal landschap steeds meer versnipperd en ingesloten tussen nieuwe stadsdelen en (snel-)wegen.

In grote stedelijke gebieden is er een duidelijk tekort, of dreigt er een tekort, aan groene recreatieruimte in stedelijke netwerken. Beschikbaar groen komt steeds verder van woongebieden in het stedelijk centrum te liggen. Ook worden er tussen de stad en het buitengebied steeds meer barrières opgeworpen die het laagdrempelig gebruik van die ruimte voor mensen moeilijk maken: je moet vaak drukke rondwegen kruisen en soms zelfs snelwegen en daarvoor moet je soms aardig wat omrijden. Ook ons gevoelig van veiligheid speelt daarin een rol. Dit geldt in feite ook voor vleermuizen.

Typologie van stedelijk gebied als foerageerbiotoop en vliegroute

1. Woonomgevingsgroen

a. Tuinen (voor- en achter huizen, binnentuinen, geveltuinen, daktuinen)
b. Straatgroen (bomen, bermen, plantsoenen)
c. Speelomgeving: speelveldjes, sportveldjes
d. Water: Grachten, sloten et cetera.

2. Parken

Openbare groene ruimte: intensief gebruikt en groen karakter

3. Stadsrand en regionaal landschap

Overgangszone met veel functies die groen zijn ingericht of waarbij groen is / kan ingepast

a. Volkstuinen / sportvelden / begraafplaatsen
b. Verkeersknooppunten (veel groen – wel versnipperd groen)
c. Vuilstort - Rioolwaterzuivering (laatste ook erg insectenrijk)
d. Bedrijfsterreinen (met braakligging)
e. Kleinschalige landbouw
f. Recreatiegebieden

De kwaliteit van de stadsrand wisselt sterk. Soms zijn het gave landbouwgebieden of bos, maar soms sterk versnipperde en verrommelde zones. Overigens kunnen rommelzones een hoge potentie hebben als foerageergebied voor vleermuizen!.

4. Recreatieve Wandel- Fietsroutes

Van woonomgeving naar parken / randzones / omgeving. Veelal verkeersluwe wegen met boombeplanting / grenzend aan tuinen et cetera (zie bijvoorbeeld Lunetten).

5. Ecologische corridors

Lijnvormige corridors / vaak water / oevervegetatie / graslandvegetatie / struweel / boombeplanting.
In de praktijk vaak veel meer segmenten door versnippering dan aansluitende zones.
Volkstuinen, sportparken en begraafplaatsen (ook soms in randzones).
Dit zijn allemaal minder intensief gebruikte wandel- en “recreatiegebieden” die waar ’s avonds en ’s nachts weinig mensen komen. Zeer waardevol voor zoogdieren.