Gemeentelijk beleid voor vleermuizen

Op deze website is beschreven op welke wijze een stad kan worden (her)ingericht op een vleermuisvriendelijke manier. Deze kennis is heel waardevol, maar deze kennis op een goede manier implementeren is minstens zo belangrijk. Gemeenten kunnen daarin een grote rol spelen, omdat zij op zijn minst nauw betrokken zijn bij stadsvernieuwing en –uitbreidingsprojecten. Zeker wanneer zij per 1 januari 2010 als loket voor de Omgevingsvergunning gaan functioneren, waarvan ook de natuurwetgeving een onderdeel gaat vormen.

Sturen waar het kan

Wanneer bij stadsuitbreiding of renovatiewerkzaamheden door een gemeente gestuurd wordt op een vleermuisvriendelijke aanpak, zal dit de kans op succes zeker vergroten. Dit is niet alleen van belang voor de vleermuizen, maar juist ook voor de inwoners van een gemeente. Een vleermuisvriendelijke stad, met veel groengebieden, door bomen en opgaande struiken geflankeerde infrastructuur en een evenwichtige verlichting is tenslotte ook een mensvriendelijke stad.

Als stedelijke vleermuispopulaties worden versterkt door een passende stedelijke inrichting hebben ontwikkelaars ook minder snel ‘last’ van vleermuizen. Robuuste populaties, met een ruim aanbod aan verblijfplaatsen, foerageergebieden en migratieroutes, kunnen een stootje hebben. Hiertoe is nog wel meer onderzoek nodig naar de aanleg van goede kunstmatige vleermuisverblijven. Een stimuleringsregeling voor de aanleg van voorzieningen van en onderzoek naar de functionaliteit moet zeker worden overwogen.

Maatwerk tussen en binnen gemeenten is hierin mogelijk, zodat de specifieke kenmerken van een gemeente of wijk in acht kunnen worden genomen. Er kan bijvoorbeeld voor worden gekozen om verspreid liggende kleine populaties te versterken door betere migratiemogelijkheden te creëren door verlichting aan te passen. Ook kan er worden ingezet op het verder versterken van hotspots als in of nabij zo’n locatie stadsvernieuwing aan de orde is.

Het vleermuisvriendelijk maken van groengebieden of infrastructuur hebben gemeenten meer in eigen hand dan in het geval van gebouwen. Sommige particulieren en projectontwikkelaars voelen weerstand om vleermuizen toe te laten in hun gebouwen, in verband met angst voor stank- of geluidsoverlast of voor tegenwerking bij renovatie of sloop door natuurwetgeving. Dergelijke bezwaren kunnen in deels worden weggenomen door een goede voorlichting en stimuleringsmaatregelen in de vorm van cofinanciering en inbreng van kennis. In deze gevallen kunnen gemeenten en andere overheden het goede voorbeeld geven bij de bouw van openbare gebouwen als gemeentekantoren, brandweerkazernes, scholen, sportkantines, zwembaden, nutsvoorzieningen of ontwikkeling door woningbouwcorporaties.

Periodiek onderzoek is de basis van een gemeentelijk vleermuisbeleid als onderdeel van het natuurbeleid. Alleen dan kan worden vastgesteld op welke wijze de vleermuispopulaties in de stad zich ontwikkelen. Er zijn steeds meer technische hulpmiddelen beschikbaar voor onderzoek, zodat deze minder arbeidsintensief en dus minder duur worden. Ook de inzet van een lokale vleermuiswerkgroep van vrijwilligers kan de kosten drukken, hoewel de continuïteit dan minder zeker is.

Managen waar het moet
De rijksoverheid is momenteel het bevoegd gezag voor de Flora- en faunawet. Het is de verwachting dat in 2012 de provincies deze taak overnemen, in aanvulling op hun huidige taken wat betreft de Natuurbeschermingswet 1998. Dit betekent niet dat de gemeenten geen rol hebben. Juist gemeenten hebben grote invloed op de planvorming en uitvoering bij stedelijke ontwikkelingen. Als medeoverheid hebben zij ook de verantwoordelijkheid voor een goede uitvoering van het natuurbeleid. Dit geldt in sterke mate vanaf 1 januari 2010, wanneer de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) in werking treedt. Alle gemeenten moeten dan een loket hebben ingericht, waar initiatiefnemers een zogenaamde ‘Omgevingsvergunning’ kunnen aanvragen die meerdere weten en regelingen omvat, inclusief natuurwetgeving.

Door deze centrale positie is de gemeente bij uitstek de overheidsinstantie die voorlichting over vleermuisvriendelijk bouwen en inrichten kan verstrekken aan onder meer ontwikkelaars, planologen en stadsecologen.

Overzicht van de status van de Nederlandse vleermuissoorten in internationale en nationale richtlijnen en wetten. Alle soorten staan in Bijlage 2 van de conventies van bern en van Bonn.

(Info afkomstig uit Brochure Met vleermuizen overweg - Rijkswaterstaat en Vereniging voor Zoogdierkunde en Zoogdierbescherming (VZZ))