Natuurbeschermingswet in het kort

De Natuurbeschermingswet 1998 beschermt een beperkt aantal soorten en habitattypen (vegetaties met bijbehorende kenmerkende soorten) binnen de grenzen van 162 Nederlandse natuurgebieden. Deze bescherming komt net als de Flora- en faunawet voor een groot deel voort uit Europese regelgeving: de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn. Het grote Europese netwerk van natuurgebieden, waarvan deze 162 Nederlandse gebieden een onderdeel zijn, wordt Natura2000 genoemd. Alleen voor vleermuizen van bijlage II van de Habitatrichtlijn zijn onder Natura 2000 beschermde natuurgebieden aangewezen. Het gaat in Nederland om de meervleermuis, ingekorven vleermuis en de vale vleermuis.

De bescherming is gericht op gebieden die meestal buiten de bebouwing liggen, maar dat betekent niet dat er bij activiteiten in steden geen effecten kunnen optreden. Dit geldt vooral voor de meervleermuis, die in grote delen van het land voorkomt en in gebouwen verblijft.

Doelstellingen en effecten

Per gebied zijn voor alle soorten en habitattypen instandhoudingdoelstellingen geformuleerd. Dit kan betekenen dat voor een gebied de huidige waarden moeten worden behouden of verder ontwikkeld. Hoe deze doelen moeten worden gehaald, wordt uitgewerkt in een Natura2000-beheerplan die allemaal uiterlijk in 2013 definitief afgerond moeten zijn.

Voor activiteiten of werkzaamheden waarbij de doelstellingen van de Natura2000-gebieden in het geding kunnen komen, is een vergunning op grond van de Natuurbeschermingswet vereist. In eerste instantie moet in overleg met het bevoegd gezag (het bestuursorgaan dat toestemming moet geven) een zogenaamde verstorings- of verslechteringstoets worden uitgevoerd. Wanneer niet kan worden uitgesloten dat er significant negatieve effecten optreden, moet een uitgebreider onderzoek worden uitgevoerd. Dit wordt een “passende beoordeling” genoemd. Het bevoegd gezag is meestal de betreffende provincie, maar in een aantal gevallen is dit het ministerie van LNV (zoals bij projecten met een landsbelang als de landaanwinning voor de Tweede Maasvlakte).

Meervleermuis

Voor de meervleermuis is een aantal Natura 2000-gebieden beschermd omdat zij belangrijk foerageergebied zijn. Deze soort heeft echter de kraamkolonies normaliter in spouwmuren van woningen. Hoewel grote concentraties van overwinterende meervleermuizen bekend zijn uit groeves en bunkers, kunnen zij zich hier ook overwinteren. Wanneer bij sloop- of renovatiewerkzaamheden deze kraamkolonies of verblijfplaatsen van mannelijke dieren in een stad of dorp worden verstoord of vernield, kan dit dus op indirecte wijze alsnog de beschermde waarden van een verderop gelegen Natura 2000-gebied schaden. Dit geldt nadrukkelijk ook voor verbindingsroutes. In dergelijke gevallen is dus zowel de Flora- en faunawet als de Natuurbeschermingswet van toepassing.

Van de meervleermuis zijn gebieden beschermd in de provincies Flevoland, Friesland, Gelderland, Limburg, Noord-Brabant, Noord-Holland, Overijssel, Utrecht en Zuid-Holland. Op de website van het ministerie van LNV is meer informatie te vinden over de gebieden en doelen voor de meervleermuis (klik hier)

Ingekorven vleermuis

Van de ingekorven vleermuis zijn twee kolonieplaatsen beschermd onder de Natuurbeschermingswet, die zich in de bebouwing bevindt in het Natura 2000-gebied “Abdij Lilbosch en voormalig Klooster Mariahoop”. Verder is een aantal overwinteringsverblijven beschermd in Limburgse groeves. De gebieden die beschermd zijn voor de ingekorven vleermuis liggen allemaal in Zuid-Limburg, klik hier voor meer informatie.

Vale vleermuis

Er zijn voor de vale vleermuis alleen gebieden met winterverblijfplaatsen in Zuid-Limburgse groeves opgenomen in het Natura2000-netwerk. Klik hier voor meer informatie over de gebieden en doelen voor deze soort.

Verder lezen over de natuurbeschermingswet en Natura2000?

• Website van het ministerie van LNV: www.minlnv.nl
www.overheid.nl (onderdeel wet- en regelgeving)