De relatie tussen vleermuizen en licht

Waarom zijn vleermuizen ’s nachts actief en niet overdag? Het bezit van vleugels en het vermogen tot echolocatie stelt hen in staat het nachtelijk luchtruim te bejagen en zodoende een ecologische niche te bezetten die uniek is onder de zoogdieren.

Twee voordelen van het vermijden van daglicht liggen voor de hand: (1) ’s nachts is er minder concurrentie om voedsel en (2) ’s nachts zijn vleermuizen veiliger voor op het oog jagende (potentiële) predatoren.

Met name het verlaagde predatierisico wordt verantwoordelijk gehouden voor het actief zijn van vleermuizen in het donker. Veel dagactieve roofdieren zien in het donker minder goed dan bij daglicht, zodat een vleermuis ’s nachts minder kans loopt om ten prooi te vallen aan, bijvoorbeeld, een roofvogel. Predatie is overigens wel degelijk een factor om mee rekening te houden. Geschat wordt dat predatie, met name door uilen, verantwoordelijk is voor circa 11% van de jaarlijkse mortaliteit onder Britse vleermuizen (Speakman 1991). Het effect van predatie op het gedrag van vleermuizen is moeilijk experimenteel aan te tonen, maar er zijn wel aanwijzingen dat predatie een factor van belang is. Opvallend is dat vleermuizen in de ochtend iets meer risico lijken te nemen. Dit kan komen doordat uilen meer in de avondschemering jagen.

Bij verschillende soorten is waargenomen dat zij zich tijdens de schemering vooral ophouden in de meer beschutte en relatief donkere delen van het landschap. Zo bleken gewone dwergvleermuizen in Zeeland, bij aanwezigheid van een dubbele bomenrij, hun vliegroutes in de avond vooral tussen de bomenrijen te kiezen, ongeacht het feit dat hier meer wind en minder insecten waren. Alleen bij zeer sterke wind werd de meer beschutte lijzijde geprefereerd. Na de schemering, bij minder licht, kozen zij vooral de lijzijde van de laan (Verboom & Spoelstra 1999). Soortgelijk gedrag is ook waargenomen bij andere soorten, waaronder baardvleermuizen en watervleermuizen (Nyholm 1965, Rydell et al. 1994). De enige verklaring voor dit gedrag lijkt het verlagen van het predatierisico. Een ander voorbeeld is de waarneming dat de Azoren-vleermuis (Nyctalus azoreum) niet alleen ’s nachts, maar geregeld ook overdag foerageert (Speakman & Webb 1993 e.a.). Dit ongewone gedrag wordt doorgaans verklaard door het afwezig zijn van predatoren (roofvogels en uilen) en concurrentie van insectenetende vogels op de eilanden. Hierdoor ontbreekt de druk om uitsluitend ’s nachts actief te zijn (Moore 1975). In Zuid-Europa zijn vleermuizen vaak ook al aan het einde van de middag actief, omdat zij moeten drinken. Zij jagen dan wel met behulp van echolocatie.

Overigens worden ook in Nederland zo nu en dan overdag vleermuizen waargenomen (Limpens et al. 1997), met name of heel warme dagen. Dit betreft vooral grotere soorten, wat samen zou kunnen hangen met een kleiner risico van predatie door dagroofvogels voor deze grotere soorten (Speakman 1991).

Feit is dat het gezichtsvermogen van vleermuizen beter werkt bij lage lichtintensiteit. Betekent dit dat vleermuisogen het daglicht niet kunnen verdragen? Tot op zekere hoogte is dit inderdaad het geval. Uit experimenten is gebleken dat vleermuizen bij toenemende lichtintensiteit snel minder goed zien of verblind worden. Er zijn echter verschillen tussen soorten. Studies geven aan dat vroeg uitvliegende soorten een hogere lichttolerantie hebben dan andere soorten (Hope & Bathnagar 1979).

Vleermuisogen zijn gevoeliger voor wit en blauw licht dan voor (zichtbaar) rood licht. Zo bleek bij inventarisaties het plaatsen van een roodfilter op zaklantaarns te leiden tot minder verstoring en betere telresultaten van watervleermuizen boven water en van uitvliegende kleine dwergvleermuizen (Monhemius 2001, Downs et al. 2003).
Infrarood licht heeft weinig invloed op vleermuizen (Hoare 2004). Het is dus mogelijk om het natuurlijke gedrag van vleermuizen te observeren en filmen middels het gebruik van infrarode verlichting.