Architect

Inrichten voor vleermuizen

Inclusief bouwen – de sleutel tot het behouden, verbeteren en ontwikkeling van leefgebieden voor stedelijke vleermuizen in de stad

Sinds het van kracht worden van de Habitatrichtlijn in 1994 en de Flora- en faunawet in 2002 zijn vleermuizen een hot item in planologische processen. Vanwege de combinatie van een achteruitgang in het recente verleden en een voor menselijke ingrepen kwetsbare levenswijze zijn alle Europese vleermuissoorten strikt beschermd.

Doelgroep: 

Algemeen

Algemene stadsinrichting en vleermuizen

Over het algemeen zijn er voor de inrichting van de stad geen speciale maatregelen nodig voor de vleermuizen alleen. Bijna altijd en overal kunnen de vleermuizen als het ware meeliften met maatregelen voor groen en water. Een groen-blauwe dooradering, die stadsdelen onderling en met het buitengebied verbindt, is niet alleen voor vleermuizen noodzakelijk.

Doelgroep: 

Bouwen voor de gewone grootoorvleermuis

Locatie / type verblijfplaatsen

Zowel gebouwen als bomen.
Op zolders soms vrijhangend maar meestal weggekropen in hoekjes, kieren en gaten van houtverbindingen. Soms ook boven verlaagde plafonds, in ruime spouwmuren (oude gebouwen) en verwarmde kelders. Individuele dieren ook achter daklijsten en vensterluiken.

Periode zomerverblijfplaatsen

(februari) maart – september (oktober). Gewone grootoorvleermuizen overwinteren vaak op locaties waar ze ook in de zomer zitten en dan is een langere periode belangrijk.

Doelgroep: 

Bouwen voor de tweekleurige vleermuis

Kraamkamers vrijwel altijd nabij geschikt foerageergebied: waterrijke, moerasachtige gebieden.

 

Eigenschappen verblijfplaatsen

• spleetvormige ruimten in gebouwen
o spouwmuren
o gevelbetimmering
o holle stenen
o bij schoorstenen
o soms verlaagde plafonds
o daklagen (NL?)
• Vanaf 4 – 10 meter
• Voorkeur voor overstekende invliegopening - toegang van onderen. Dieren lijken zich te oriënteren op donkere invliegopening
• Geen obstakels in aanvliegoute

Doelgroep: 

Bouwen voor de kleine dwergvleermuis

Deze soort komt in grote lijnen overheen met de gewone dwergvleermuis, maar is op een aantal punten zeer verschillend. Vanwege het mogelijk voorkomen binnen stedelijk gebied (of dorpen) en kwetsbare levenswijze m.b.t. gebouwen toch relevant om te noemen. Verblijfplaatsen zijn in Nederland nog niet gevonden. Tot nu toe zijn alleen enkele foeragerende exemplaren waargenomen.

Doelgroep: 

Bouwen voor de gewone dwergvleermuis

Zomerverblijfplaatsen in spleetvormige ruimten

• Spouwmuren
• Gevelbetimmering (boeiboorden et cetera)
• Daklijsten en dakoverstek
• Vensterluiken
• Daklagen (pannen en plat)
• Holle stenen

Periode kraamkamers (april) mei – juli (augustus)

Paarplaatsen / individueel ook in
• Boomholten (soms)
• Loshangende schors
• Vleermuiskasten

Winterverblijfplaatsen

Zolang vorstvrij en redelijk koel (5-10 graden) ook heel lang in zelfde typen spleetvormige ruimten als hierboven. Paarplaatsen lang bezet.

Doelgroep: 

Bouwen voor de baardvleermuis

Vroeger een boombewoner en achter losse bast. Nu kraamkolonies vooral in gebouwen.

Soort verblijfplaatsen / locaties

Vooral vrijstaande gebouwen in een zeer groene omgeving zoals:
• Landhuizen
• Boerderijen
• Kerken en kloosters
• Garages
Vooral achter gevelbetimmering, soms weggekropen in kieren en gaten op zolders / stallen / schuren.

Doelgroep: 

Pagina's

Abonneren op RSS - Architect