Algemeen

KENNISLACUNES VLEERMUIZEN, LICHT EN GELUID

 Om de invloed van verlichting en geluid op het gedrag en voorkomen van vleermuizen beter te begrijpen is het van belang meer kennis te hebben van de volgende deelonderwerpen:

A. Relatie tussen vleermuizen - verlichting – voedselaanbod
B. Lichtgevoeligheid van verschillende vleermuisvleermuizen op vliegroutes, in foerageergebieden en bij verblijfplaatsen
C. Factoren in verstoring van vleermuizen door licht
D. Verstoringsgevoeligheid van vleermuizen voor geluid

Doelgroep: 

Balansberekening potentiële verblijfplaatsen in gebouwen

Gebouwenbewonende vleermuizen zijn in hun verblijfplaatskeuze afhankelijk van door mensen gemaakte verblijfplaatsen. Hierdoor is de door mensen gestuurde balans tussen het verlies aan geschikte verblijfplaatsen door sloop / renovatie / na-isolatie enerzijds en de creatie van geschikte verblijfplaatsen door nieuwbouw, mitigatie en compensatie anderzijds voor deze vleermuizen van groot belang is. Ontwikkelingen in ruimtelijk ordening, stedenbouw, architectuur, bouwtechniek en energiebeleid kunnen het aanbod van geschikte verblijfplaatsen sterk beïnvloeden.

Doelgroep: 

Succesfactoren van mitigerende en compenserende maatregelen voor verblijfplaatsen

 In feite hangt deze kennislacune sterk samen met de kennis van locaties van verblijfplaatsen (A), hun fysieke en klimatologische eigenschappen (B) en van het belang van verblijfplaatsen in het netwerk (C). Wanneer we die kennis hebben begrijpen we namelijk wat vleermuizen willen en kunnen we mitigerende en compenserende maatregelen beter formuleren.

Doelgroep: 

Netwerken: relaties tussen verblijfplaatsen, vliegroutes en foerageergebieden

Vleermuizen gebruiken een netwerk van meerdere verblijfplaatsen, in combinatie met vliegroutes en foerageergebieden. Meer inzicht in de bindende factoren van dit netwerk is nodig voor het bepalen van het belang van een afzonderlijk onderdeel binnen dat netwerk voor de gehele populatie. En wat is bijvoorbeeld de rol van de ligging van voedselgebieden in de keuze van een bepaalde locatie als verblijfplaats.

Doelgroep: 

Fysieke en klimatologische eigenschappen van verblijfplaatsen in gebouwen

 Ook al weten we soms in welke gebouwen vleermuizen verblijven, daarmee kennen we nog niet de exacte locatie in dat gebouw en de fysieke en klimatologische eigenschappen van die verblijfplaats.

Met andere woorden: welke eisen stellen gebouwenbewonende vleermuizen aan hun verblijfplaatsen? Voor de gewone dwergvleermuis, ruige dwergvleermuis, laatvlieger en tweekleurige vleermuizen geldt deze vraag voor vrijwel alle soorten verblijfplaatsen. Voor de meervleermuis geldt dit vooral voor de kraam- en zomerverblijfplaatsen.

Doelgroep: 

Locaties van verblijfplaatsen

 Met betrekking tot de locaties van verblijfplaatsen ontbreekt over het algemeen de volgende kennis:

Verspreiding en dichtheden van verblijfplaatsen in stedelijk gebied.

De data in verspreidingsatlassen betreft voornamelijk foeragerende vleermuizen. De verspreidingsgegevens van verblijfplaatsen zijn slechts heel beperkt beschikbaar. Dit bemoeilijkt bijvoorbeeld het doen van uitspraken over eventuele uitwijkmogelijkheden voor vleermuizen.

Doelgroep: 

KENNISLACUNES VERBLIJFPLAATSEN VAN VLEERMUIZEN IN DE STAD

Doelgroep: 

Onbekende invloed van factoren in populatieontwikkeling

Het beoordelen van het effect van ingrepen op populaties wordt bemoeilijkt doordat er nog weinig onderzoek is gedaan naar de mate impact van ingrepen en de factoren die een rol spelen in de kans op herstel van een populatie. Er is zogezegd nauwelijks kennis van de dosis-effect-relaties. Mobiliteit van vleermuispopulaties en niche-concurrentie m.b.t. verblijfplaatsen en voedsel kunnen daarin een belangrijke rol spelen. Zie ook de kennislacunes voor vleermuizen en licht en vleermuizen en infrastructuur (linkjes).

Doelgroep: 

Onvoldoende bekende populatietrend en omvang van gebouwenbewonende soorten.

 Tellingen van overwinterende vleermuizen in ondergrondse objecten (ijskelders, bunkers, forten, groeves) en tellingen van vleermuizen op kerkzolders zijn in Nederland de enige toegepaste vormen van aantalsmonitoring van vleermuizen. Vleermuizen zijn op die locaties relatief makkelijk op te sporen, te tellen en te determineren.

Van soorten die in bovengrondse gebouwen (bijvoorbeeld in spouwmuren en/of daklagen) of in bomen verblijven ontbreken gegevens over de aantalsontwikkeling. Dit geldt met name voor de volgende soorten:

Doelgroep: 

Pagina's

Abonneren op RSS - Algemeen